Dit artikel werd geschreven door Martin Maréchal en Grégory Mauzé, covoorzitters van de CNAPD, en eerder gepubliceerd in Le Soir.
Voor de regeringen in Europa en Noord-Amerika lijkt blinde militaire steun voor Kiev de enige mogelijke optie. Tegenover de barbaarsheid van de Russische indringer wordt diplomatie als irrelevant beschouwd. Wordt het geen tijd om een constructievere rol te spelen?
Zoals verwacht heeft de terugkeer van een groot gewapend conflict in Europa een oorlogsmentaliteit aangewakkerd op het oude continent. Het nieuw strategisch concept van de NAVO is interventionistischer dan ooit, militaire budgetten worden spectaculair verhoogd en stemmen die pleiten voor de-escalatie worden in diskrediet gebracht. Hun naïviteit ten opzichte van Vladimir Poetin zou hem hebben aangemoedigd tot de inval in Oekraïne.
Rechtvaardigen acht maanden na de Russische invasie de militaire successen van de Oekraïense strijdkrachten en de moeilijkheden van het Russische leger de keuze voor massale wapenleveringen aan Kiev? Het is in ieder geval het argument waarmee de voorstanders van deze strategie de vredesbeweging willen raken. Deze laatste, beschuldigd van wishful thinking of blindheid voor het Russische imperialisme, zou de Oekraïners hebben “verraden” door zich te verzetten tegen de logica van de eindeloze oorlog. Dit verbazingwekkend zwart-wit denken stelt ons voor twee opties: onvoorwaardelijke militaire steun voor de Oekraïners of hun overgave. Hoe karikaturaal dit soort denken ook is, het heeft zich in het publieke debat opgedrongen. In die mate dat sommige tegenstanders van de escalatie van de oorlog tot zelfcensuur worden gedwongen.
De wil van de Oekraïners respecteren?
Hoe filosofisch verdedigbaar het standpunt ook mag zijn, de militaire benadering van het conflict, zogenaamd ingegeven door de zorg voor een aangevallen volk, gaat voorbij aan de parameters die essentieel zijn om het conflict te begrijpen. Het idee dat de oorlogszucht van de baas van het Kremlin geen ruimte laat voor een andere weg dan die van de haviken, is niet bestand tegen een goede analyse.
Volgens het tijdschrift Foreign Affairs waren Rusland en Oekraïne begin april dicht bij een akkoord. Moskou zou zich hebben teruggetrokken uit de gebieden bezet voor 24 februari, als Kiev beloofde geen aanvraag voor NAVO-lidmaatschap in te dienen met veiligheidsgaranties van andere landen. Deze dialoog werd naar verluidt getorpedeerd door Boris Johnson, die persoonlijk naar Kiev kwam om Volodimir Zelensky te waarschuwen de strijd voort te zetten. Hoewel niet op de uitkomst van deze onderhandelingen kan worden vooruitgelopen, weerspiegelt de betrokkenheid van de Britse premier de voorkeur van sommige westerlingen om de vijandelijkheden niet snel te staken. “Voor sommige NAVO-leden is het beter dat de Oekraïners blijven vechten en sterven dan een vrede te bereiken die te vroeg komt of te duur is voor Kiev en de rest van Europa”, analyseerde de Washington Post na een vergadering van de NAVO-ministers van Buitenlandse Zaken in Brussel op 5 april.
In dezelfde geest heeft Ursula van der Leyen, voorzitter van de Europese Commissie, zich op 22 september verzet tegen oproepen tot een staakt-het-vuren: “Er staat veel op het spel, niet alleen voor Oekraïne, maar ook voor Europa, voor de internationale gemeenschap en voor de wereldorde.” Het Europees Parlement volgde op 5 oktober en verwierp grotendeels een amendement waarin de EU werd opgeroepen te werken aan de beëindiging van de vijandelijkheden.
Deze feiten tonen aan dat een deel van het westerse kamp niet streeft naar de bescherming of ondersteuning van de aangevallen bevolking, maar naar de verzwakking van Rusland in een proxy-oorlog. Het Pentagon, de belangrijkste leverancier van wapens aan Kiev, verklaarde afgelopen april dat een van zijn doelstellingen was dat Moskou zijn militaire voorraad zou “opgebruiken”. Met andere woorden “om van Oekraïne een nieuw Afghanistan voor Rusland te maken”, in de woorden van Hillary Clinton.
Een pyromane brandweerman
Deze beperkte bereidheid tot de-escalatie kan dus niet worden begrepen door de loutere angst voor het Russische expansionisme, noch door een of andere ridderlijke gezindheid tegenover een aangevallen volk – waar andere volkeren die het slachtoffer werden van illegale invasies overigens nauwelijks op konden rekenen. Het herinnert aan wat vandaag helaas onuitspreekbaar en onhoorbaar wordt: de overweldigende verantwoordelijkheid van het Euro-Atlantische kamp in de situatie die tot het conflict heeft geleid. Sinds het einde van de Koude Oorlog hebben de leden van de NAVO, onder leiding van de Verenigde Staten, het conflict met Rusland georganiseerd en bestendigd, in plaats van de ontbinding van de USSR aan te grijpen om goede betrekkingen met Rusland aan te knopen.
Men zou hier terecht kunnen tegenwerpen dat alleen de betrokken bevolkingen het recht hebben hun geostrategische bondgenootschappen te kiezen. Behalve dat we er alles aan hebben gedaan om het alternatief voor de Oekraïners te reduceren tot een keuze tussen twee antagonistische blokken: het neoliberale model enerzijds en het autoritaire en oligarchische kapitalisme anderzijds. In dit verband moeten we de associatieovereenkomst EU-Oekraïne onder de loep nemen, die centraal stond bij de gebeurtenissen op het Maidan-plein, het begin van het Russisch-Oekraïense conflict in 2014. Gepresenteerd als “de keuze voor westerse waarden”, was de overeenkomst vooral bedoeld om een pool van goedkope arbeidskrachten voor Europese bedrijven aan te leggen. Artikel 291 van de overeenkomst bepaalt dat “arbeidsnormen niet mogen worden gebruikt voor protectionistische doeleinden”.
Er bestaan echter langetermijnoplossingen als Oekraïne niet aan een van zijn buurlanden gebonden wil zijn. Zo stelde Frankrijk in 2005 een neutrale status voor het land voor. Het voorstel werd van tafel geveegd door Washington, dat vastbesloten was zijn invloed aan de grenzen van Rusland te vergroten. Vandaag heeft het Westen er geen moeite mee te beweren dat het een vuur dooft dat het zelf heeft helpen aansteken.
De onmisbare terugkeer naar de diplomatie
Het verzet van de Oekraïners is opmerkelijk en duidelijk legitiem tegenover de agressie waarvan zij het slachtoffer zijn, maar niets zegt dat de voortzetting van de oorlog tot de verhoopte totale overwinning zal leiden. Daarom is het volharden in de strategie van steeds grotere wapenleveringen zonder te proberen opnieuw een Oost-West dialoog tot stand te brengen ofwel een krankzinnige gok ofwel de meest cynische instrumentalisering van een volk in oorlog, wat geen historische primeur zou zijn. Vermindering van de regionale spanningen om de soevereiniteit van Oekraïne authentiek en duurzaam te verdedigen, houdt voor ons geopolitieke “kamp” in dat we afzien van het verlangen naar overheersing. Deze noodzaak, gezien de risico’s voor het algemeen menselijk belang van een overgang naar open oorlogsvoering tussen kernmachten, gaan niet alleen de Oekraïners aan.