Lumumba: het symbool van de Congolese onafhankelijkheidsstrijd
61 jaar na zijn dood
Een bron van inspiratie in de strijd voor dekolonisatie, tegen racisme en voor de eerbiediging van de soevereiniteit van de landen van het Zuiden
61 jaar na zijn dood willen wij terugkomen op de ideeën en de strijd van Patrice Lumumba, die vandaag een grote bron van inspiratie is in de strijd voor dekolonisatie, racisme en eerbiediging van de soevereiniteit van de landen in het Zuiden. Spreken over de leider van de onafhankelijkheid van Congo is niet alleen spreken over zijn persoon, het is spreken over de strijd van een heel volk voor zijn onafhankelijkheid van de Belgische koloniale staat, van « een vernederend en schandelijk kapitalisme » zoals Lumumba zei in zijn laatste brief aan zijn vrouw.
Vandaag de dag is het een enorme rijkdom, als dekoloniale activist, antiracistische activiste, als activiste voor de eerbiediging van de soevereiniteit van de landen van het Zuiden, of iemand die dat wil worden, om geïnspireerd te worden door de strijd en de ideeën van Patrice Lumumba. Hij heeft ons een erfenis nagelaten om belangrijke dekoloniale overwinningen te behalen.
In dit dossier zullen we het hebben over Lumumba in zijn strijd voor de echte onafhankelijkheid van Congo tegenover de Belgische koloniale staat en de Verenigde Staten. Beiden landen hebben een reeks strategieën opgezet om een werkelijke onafhankelijkheid te verhinderen en een Congolese regering in het zadel te helpen die de overheersing en controle van het Westen over Congo zou voortzetten. Vervolgens zullen we de solidariteit van de landen van het Zuiden (destijds de Derde Wereld genoemd) bekijken via de Bandung- en de Tricontinentale Conferenties. Lumumba’s strijd maakte deel uit van de strijd van de landen van het Zuiden (Afrika, Azië en Latijns-Amerika) tegen het kolonialisme, tijdens dewelke deze conferenties werden gehouden. We zullen het ook hebben over de manifestaties ter ondersteuning van Lumumba nadat hij is vermoord. Tenslotte eindigen we met dat wat we vandaag willen bereiken, met Intal Congo : het herstel van de gerechtigheid in de moord op Lumumba: iets waarvoor België nog steeds weigert zijn verantwoordelijkheid te erkennen.
Lumumba en zijn strijd voor de onafhankelijkheid van Congo
Kolonisatie is een criminele economie gebaseerd op geweld en een discours van ‘beschaving’ gebaseerd op een racistische visie
Leopold II, Koning der Belgen en Koning van de Onafhankelijke Staat Congo, schreef op 3 juni 1906: « Congo was en kon slechts een persoonlijk werk zijn. Er bestaat geen legitiemer recht dan het recht van de auteur op zijn eigen werk, de vrucht van zijn arbeid. Mijn rechten op de Congo zijn onverdeeld, ze zijn het resultaat van mijn zorgen en mijn financiële uitgaven. De wijze waarop de openbare macht in Congo wordt uitgeoefend, kan alleen onder de verantwoordelijkheid van de auteur van de Staat vallen. » Het is in deze geest van totale onderwerping aan de koloniale autoriteiten dat het Congolese volk gedwongen zal worden te leven tot aan de onafhankelijkheid. En toen Lumumba eenmaal was vermoord, heeft Mobutu niets anders gedaan dan de persoonlijke dictatuur van Leopold II, Koning der Belgen, te imiteren.
De Onafhankelijke Congostaat of Congo-Vrijstaat (de naam van het land toen Leopold II het in handen had) installeerde een criminele economie gebaseerd op geweld, en Belgisch Congo deed het niet veel beter: landonteigening, dwangarbeid, beperking van arbeidsrechten en vrijheden, verhandeling van grondstoffen en exportgewassen ten voordele van het grootkapitaal, en permanente druk op de bevolking onder het principe dat de kolonie zichzelf moest financieren.
De arbeidskracht van de Congolezen werden door de koloniale staat met geweld en dwang ter beschikking gesteld van de grote ondernemingen. De Compagnie du Katanga (vennootschap) kreeg de volledige eigendom van een grondgebied dat zes keer zo groot was als België. In 1900 richtten koning Leopold II en een handvol grote kapitalisten het Comité Spécial du Katanga (CSK) op, dat het recht kreeg het grootste deel van de provincie Katanga (in het oosten van Congo, rijk aan grondstoffen) te besturen, belastingen te innen en een politiemacht op te zetten.
Het Comité Spécial du Katanga (CSK) werd in 1906 de hoofdaandeelhouder van Union Minière, die één van de belangrijkste kapitalistische ondernemingen van België werd. Het heet nu UMICORE. In 1924 schatte de vice-gouverneur van de provincie Equateur, Georges Moulaert, de jaarlijkse kosten van een Union Minière-arbeider op 8.000 à 9.000 francs, terwijl hij 50.000 opbracht. Wanneer de kapitalist één frank betaalt aan de Congolese arbeider die zwaar wordt uitgebuit, strijkt hij 6 frank op zonder iets te doen.
Elikia M’Bokolo, historica en deskundige van de commissie over het Belgische koloniale verleden, legt uit dat dit koloniale systeem door oorlog werd opgelegd: « Het was dus door de brute kracht van wapens, in hun ogen (en in de ogen van de koloniale autoriteiten) legitiem, maar onwettig in de ogen van de volkeren van het Congobekken, dat de staat, en in navolging daarvan de grote financiële groepen zichzelf de exclusieve eigendom van gigantische delen van de grond en de ondergrond van de Congo toe-eigenden, en tegelijkertijd de bewoners en legitieme soevereinen van deze regio’s hoe langer hoe meer verarmden »[[1] .
Het discours van ‘beschaving’ verhulde nauwelijks een structureel en fundamenteel racistisch wereldbeeld. Racistische motieven […] speelden een centrale rol in de legitimering van het koloniale project. In Belgisch Congo leidde dit tot een vorm van raciaal bestuur – een vorm van apartheid – waarbij de zwarte bevolking (‘les Noirs’) – de Congolese bevolking – geen beslissingsrecht had en systematisch minder rechten kreeg, werd onderdrukt en werd uitgebuit. Zo golden er bijvoorbeeld verschillende wetten voor inheemse (zwarte) en niet-inheemse (witte) mensen – en dit gold zowel voor Congo als voor Ruanda en Urundi (pas in 1962 onafhankelijk als Rwanda en Burundi). Bijvoorbeeld: lijfstraffen, deportatie (opsluiting in kampen, voor reizen was een geldig paspoort of arbeidscontract vereist, verbod om naar Europese wijken te gaan zonder speciale toestemming… [2]
Lumumba, de stem van de onderdrukten van het kolonialisme
Patrice Lumumba, de eerste Eerste Minister van het pas onafhankelijke Congo, was de leider van de strijd voor de onafhankelijkheid van Congo. Geboren op 2 juli 1925, tijdens de kolonisatie van Congo door de Belgische staat (toen Belgisch Congo genoemd) werd Lumumba op 35-jarige leeftijd vermoord 17 januari 1961. Lumumba nam beslissingen en keuzes die volledig gebaseerd waren op de aspiraties van het Congelese volk, en zijn loyaliteit aan het volk was onwankelbaar. Lumumba vertegenwoordigde het volk dat leed onder de bezetting en de onderdrukking.
Op 28 december 1958 organiseerde Lumumba met zijn partij de MNC (Congolese Nationale Beweging) een grote bijeenkomst in Kinshasa, op de Place de la Victoire, in de Congolese hoofdstad, waar 10.000 mensen bijeenkwamen. Hij verklaarde voor de menigte dat « onafhankelijkheid, verre van een geschenk te zijn, een fundamenteel, natuurlijk en heilig recht is en dat het noodzakelijk is om het geschenk van autonomie dat de regering voorbereidt en promoot te verwerpen ». Op 4 januari 1959, toen een andere demonstratie duizenden mensen op de been bracht, slachtten de koloniale autoriteiten 250 tot 500 demonstranten [3] af, die de ‘martelaren van 4 januari’ genoemd werden. Na deze gebeurtenissen vreesden de Belgische leiders « een oorlog in Algerije », en kort daarop, op 13 januari 1959, sprak Koning Boudewijn zich uit om « het Congolese volk naar de onafhankelijkheid te leiden, zonder rampzalig uitstel maar zonder ondoordachte haast »[4].
Door de stem van het volk te laten horen, samen met zijn strijdmakkers, won Lumumba de onafhankelijkheid van Congo. De meerderheid van de Congolese politici die ‘geëvolueerd’ worden genoemd, hadden een voorzichtige en eerder afwachtende houding aangenomen. Lumumba was zich hiervan terdege bewust toen hij op 22 april 1959 in België zei: «De massa is veel revolutionairder dan wij. Als wij bij de massa zijn, is het de massa zelf die ons voortduwt, zij zou veel sneller willen gaan dan wij. »
De geschiedenis toont duidelijk aan dat Lumumba niet uit was op zijn eigen belangen. Patrice Lumumba was een loyaal man die weigerde zich te laten corrumperen. In 1960 verklaarde hij: « De Belgische regering wil zich terugtrekken van het Congolese politieke toneel, maar ze is van plan het bestuur van Congo in handen te geven van leiders die volledig symphatiseren met hen… Ik word beschouwd als een gevaarlijk man omdat ik weiger me te laten corrumperen. Ik kan u zeggen dat indien ik had aanvaard het spel mee te spelen, zoals sommige opportunistische Congolese leiders hebben gedaan, ik vandaag door België zou worden gesteund en als zijn grootste vriend zou worden beschouwd. » (P. Lumumba, Pourquoi Pas, juni 1960 p.228)
De Pan-Afrikaanse Conferentie in Accra is het begin van de internationalisering van de onafhankelijkheidsstrijd van Congo
Van 5 december tot 13 december 1958 vond in Accra, de hoofdstad van Ghana, een historische pan-Afrikaanse conferentie plaats. De conferentie werd geleid door Kwame Nkrumah, de president van Ghana. Ghana was het eerste Afrikaanse land ten zuiden van de Sahara dat de ketenen van het kolonialisme verbrak op 6 maart 1957, slechts enkele maanden vóór de Pan-Afrikaanse Conferentie. De besprekingen spitsten zich toe op de analyse van de hinderpalen voor de emancipatie en eenwording van Afrika. De conferentie markeerde het begin van de internationalisering van de Congolese onafhankelijkheidsstrijd. Tijdens de conferentie gaf Lumumba uiting aan zijn anti-imperialistische overtuiging, t.t.z. tegen de voortdurende controle van de koloniale machten over Congo en Afrika.
« Deze historische conferentie…onthult ons één ding: ondanks de grenzen die ons scheiden, hebben wij hetzelfde bewustzijn, dezelfde zorg om van dit Afrikaanse continent een vrij, gelukkig, bevrijd continent te maken, vrij van alle overheersing en kolonialisme. Wij stellen met voldoening vast dat deze conferentie zich tot doel heeft gesteld: de strijd tegen alle interne en externe factoren […], waaronder het kolonialisme, het imperialisme, het tribalisme en het religieus separatisme […][5] »
« Afrika is voor zijn bevrijding onweerstaanbaar verwikkeld in een genadeloze strijd tegen het kolonialisme en het imperialisme. Congo kan niet worden beschouwd als een kolonie van uitbuiting of vestiging en de onafhankelijkheid van ons land is de voorwaarde voor vrede. Het doel van de Congolese Nationale Beweging MNC is de Congolese massa’s te verenigen en te organiseren in de strijd voor de verbetering van hun lot, de liquidatie van het kolonialistische regime en de uitbuiting van de mens door de mens. »
De politieke rondetafelconferentie van 1960, die de gebeurtenissen voor “fictieve en nominale onafhankelijkheid” inluidde
Van 20 januari tot 20 februari 1960 werd in Brussel de ‘Belgisch-Congolese politieke Rondetafelconferentie’ gehouden, waarbij de Congolese delegatie een Gemeenschappelijk Front vormde. Tijdens deze ronde-tafelconferentie werd de datum van de onafhankelijkheid van Congo vastgesteld op 30 juni 1960, enkele maanden na de eerste ronde-tafelconferentie. Lumumba, die laat aankwam doordat hij door de koloniale autoriteiten werd vastgehouden, werd onder druk van de Congolese delegatie vrijgelaten, maar toen hij in Brussel aankwam was de datum van de onafhankelijkheid reeds vastgesteld. De Congolese leiders en de bevolking eisten onafhankelijkheid, maar het feit dat zo weinig overgangstijd was voorzien was een machiavellistische berekening bedacht door sommige Belgische politieke medewerkers en vertegenwoordigers van de Belgische zakenwereld. Een hoge ambtenaar van de kolonie, wiens anonimiteit tot op heden bewaard is gebleven, schreef na de onafhankelijkheid over de bedoelingen van degenen die de abrupte onafhankelijkheid wilden: « In feite beantwoordde ons beleid zowel aan een achtergrond van lafheid, de obsessie van de Algerijnse oorlog, als aan een nogal machiavellistische berekening. De heer De Schrijver [minister van Belgisch Congo en Ruanda-Urundi verleende onmiddellijk de onafhankelijkheid, maar hij voerde geen enkele van de door de heer Van Bilsen [auteur van het « 30-jarenplan voor de emancipatie van Belgisch Afrika» ] aanbevolen hervormingen uit. De reden is dat hij nooit van plan is geweest de Congolezen meer te verlenen dan een louter fictieve en nominale onafhankelijkheid. [6]»
De economische ronde tafel van 1960, het opzetten van de plundering van Congo [7]
Van 26 april tot 16 mei heeft in Brussel de economische, financiële en sociale rondetafel plaatsgehad in aanwezigheid van financiële kringen (de federatie van kolonistenverenigingen, de federatie van Congolese ondernemingen, enz.) Lumumba en zijn aanhangers zaten in het midden van een verkiezingscampagne en konden niet aanwezig zijn. De resoluties die tijdens deze rondetafel werden aangenomen beantwoordden aan de belangen van de Belgische regering en het bedrijfsleven : de bevestiging van het economisch liberalisme, garanties tegen de nationalisatie van bedrijven, de vrijheid van financiële transfers, i.c. het mogelijk maken van de kapitaalvlucht die de nieuwe staat zou verlammen. Naar aanleiding van de beslissingen van deze ronde tafel schrijft de historicus Isidore Ndaywel « werd Congo beroofd van zijn belangrijke deelnemingen in vennootschappen […] door een wet die Belgische handelsvennootschappen naar koloniaal recht de keuze liet tussen Belgisch of Congolees recht. Ook kon de gehele portefeuille van de kolonie, ter waarde van 35 of 37 miljard frank) beschouwd worden als een gemeenschappelijk patrimonium dat gezamenlijk moest worden beheerd ten gunste van beide partijen. »
De verkiezingen van 22 mei 1960 betekenen Lumumba’s overwinning
Op 22 mei 1960 werden provinciale en nationale verkiezingen gehouden, en tot verrassing van de Belgische regering waren het de nationalistische tendensen (die welke de totale onafhankelijkheid verdedigden, in tegenstelling tot de zogenaamde « tribalistische » partijen die de macht aan de voormalige kolonie wilden overlaten) die wonnen. Lumumba’s MNC (Congolese Nationale Beweging) partij was de grote winnaar en was vertegenwoordigd in alle provincies van het land. Het Congolese volk, dat duidelijk geen buitenlandse inmenging meer wenste, koos voor degenen die effectief hun verwachtingen zouden inlossen. Na de verkiezingen probeerde de Belgische regering een anti-Lumumbistische alliantie op te zetten, maar moest plaats maken voor Lumumba, de winnaar van de verkiezingen, om de nieuwe regering te vormen. De bondgenoten van Lumumba’s MNC waren de PSA, de Afrikaanse Solidariteitspartij, van Pierre Mulele, die Lumumba’s strijd na diens dood voortzette. Om zijn regering te kunnen vormen, moest Lumumba echter partijen aanvaarden die de antikolonialistische strijd de rug hadden toegekeerd, zoals de ABAKO (Alliance des BaKongo), een tribalistische en separatistische partij onder leiding van Joseph Kasavubu, die op 13 januari 1959, toen de bevolking midden in een onafhankelijkheidsopstand zat, had verklaard: « Wij vragen het Congolese volk kalm te blijven, het verleden te vergeten en zich voor te bereiden op de toekomst in de geest van het nieuwe beleid dat Congo naar onafhankelijkheid zal leiden ». Bij wijze van compromis moest Lumumba Joseph Kasavubu als president aanvaarden.
Wat wilde Lumumba en de Congolese nationalisten ? « Nu we politieke onafhankelijkheid hebben bereikt, willen we economische onafhankelijkheid. Het nationale erfgoed is van ons. […]. Wijzelf, de ministers, gaan naar het platteland, wij gaan het land omploegen om het land te tonen hoe wij onze coöperaties moeten maken […]. Wij zullen het volk nooit bedriegen en het volk weet heel goed dat sinds wij aan de macht zijn, geen enkele minister betaald is. Wij zullen het land niet ontwikkelen door om kapitaal te bedelen, maar door zelf te werken, met onze eigen handen, door onze eigen inspanningen. […][8] ».
30 juni 1960: toespraken van Koning Boudewijn, Eerste Minister Lumumba en President Kasavubu
30 juni 1960 is een historisch moment, niet alleen voor de geschiedenis van Congo, maar voor Afrika in zijn geheel. Nooit eerder is de confrontatie tussen de onderdrukker en de onderdrukten met zoveel kracht tot uitdrukking gebracht. Na de toespraak van Koning Boudewijn, die een idyllisch beeld schetste van de kolonisatie, reageerde Lumumba door een kritisch bilan op te maken van 80 jaar kolonisatie.
Koning Boudewijn : « […] De onafhankelijkheid van Congo is de bekroning van het werk dat door het genie van Koning Leopold II werd bedacht. Toen Leopold II het grote werk ondernam dat nu bekroond wordt, kwam hij niet naar u toe als een veroveraar maar als iemand die de beschaving bracht[…] ».
Lumumba: « […] Wij hebben de ironieën gekend, de beledigingen, de slagen die wij ’s morgens, ’s middags en ’s avonds moesten verduren, omdat wij negers waren. Wij weten dat er in de steden prachtige huizen waren voor de blanken en afbrokkelende hutten voor de zwarten. Wie zal de schietpartijen vergeten waarbij zovelen van onze broeders zijn omgekomen, de kerkers waarin degenen die zich niet langer wilden onderwerpen aan het regime van onrechtvaardigheid, onderdrukking en uitbuiting, op brute wijze werden gesmeten. […] »
President Joseph Kasavubu van de ABAKO-partij, de bondgenoot van de Belgische autoriteiten, houdt een toespraak waaruit zeer duidelijk zijn trouw blijkt aan de kolonisatoren.
« […]We zullen in het hele ontwikkelde land de assimilatie kennen van wat tachtig jaar contact met het Westen ons aan goede dingen heeft gebracht: de taal, de wetgeving en tenslotte vooral de cultuur. […] Sire, de aanwezigheid van uwe doorluchtige Majesteit vormt een opvallende en nieuwe getuigenis van uw bezorgdheid voor al deze bevolkingsgroepen die u hebt liefgehad en beschermd. […] »
Het hoofd van de Koloniale Veiligheid, kolonel Frédéric Vandewallle, aanwezig tijdens de toespraak van Lumumba, zei over de toespraak van Lumumba: « Deze ongerijmde en beledigende demonstratie van verzet tegen de Belgen was haatdragend voor veel Congolezen. Het was een groot succes onder degenen die de ceremonie bijwoonden zonder te zijn uitgenodigd. Hun applaus vond weerklank in de menigte buiten »[9].
Na de onafhankelijkheid volgde Belgische en Amerikaanse agressie
Op 5 juli 1960, d.w.z. 5 dagen na de onafhankelijkheid, provoceerde België onrust binnen de Force publique (het koloniale leger) toen de Belgische generaal Janssens, die het bevel voerde, zich richtte tot de Congolezen die deel uitmaakten van de Force publique en verklaarde: « Voor de onafhankelijkheid = na de onafhankelijkheid ». Daarmee provoceerde de generaal opzettelijk de Congolese soldaten die niet langer onderworpen wilden zijn aan de Belgische autoriteiten. Op 9 juli 1960 intervenieerde de Belgische regering met militaire troepen in de provincie Katanga (gelegen in het oosten van Congo waar de gegeerde grondstoffen zich voornamelijk bevonden), Congolese soldaten kwamen in opstand tegen de officieren die de Afrikanisering van het leger wilden tegenhouden, het Belgische leger ontwapende hen. België zal de afscheiding van Katanga steunen met Moise Tshombé, de man van de Belgen, aan het hoofd. Op 11 juli volgde een Belgische aanval op de stad Matadi (ongeveer 250 km van Kinshasa, de hoofdstad), en vele steden werden militair bezet door Belgische soldaten. De interventie was bedoeld om een halt toe te roepen aan de Afrikanisering van het leger waartoe was besloten door de regering Lumumba, die ook de salarissen van de Congolese soldaten met 30% had verhoogd. Lumumba had ook de ambtenaren en de arbeiders in de mijnen en fabrieken uitgenodigd om sociale maatregelen te eisen, en vervolgens brak een staking uit in Kinshasa.
Op 11 juli roept de gouverneur van de provincie Katanga, Moise Tshombé, bondgenoot van de Belgische autoriteiten, de onafhankelijkheid van de provincie (in de feiten een afscheiding) uit en roept Belgische troepen op. De Belgische minister van Defensie verklaart in het parlement dat het leger in 23 steden in Congo heeft ingegrepen. In totaal telde de Belgische strijdmacht in Congo 10.000 man. Op 17 juli richtte Lumumba zich tot de vertegenwoordiger van de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties: « Schop de Belgische agressietroepen eruit, anders zal ik genoodzaakt zijn de USSR op te roepen een einde te maken aan de agressie. » In de resolutie van de VN-Veiligheidsraad van 14 juli wordt besloten tot militaire hulp aan de Congolese regering, maar de Belgische interventie wordt niet veroordeeld. Achter de VN zijn het de Verenigde Staten die de druk opvoeren, en op 12 juli, ging de Secretaris-Generaal van de VN, Hammarskjold, onderhandelen met Tshombé, de man van de afgescheiding van Katanga. Zowel de VN als België gebruikten de afscheiding van Katanga om Lumumba’s centrale regering te ondermijnen. De commandant van de VN-troepen, Von Horn, schreef in zijn memoires: « Het was niet te verbergen dat wij allen, te beginnen met Dag Hammarskjold, een diep wantrouwen en afkeer koesterden jegens Lumumba[10] ».
Mobutu’s staatsgreep en de moord op Lumumba
Op 5 september 1960 ontsloeg de Congolese president Joseph Kasavubu, op aandringen van zijn westerse adviseurs, zijn eerste minister, Lumumba. Hij beschuldigde hem ervan geweld te hebben gebruikt in de kwestie van de Katangese afscheiding. Lumumba ontslaat op zijn beurt President Kasavubu. Op 14 september grijpt generaal Mobutu de macht, die voor meer dan 30 jaar president van Congo zal worden en een dictatoriaal regime zal vestigen. Op 10 oktober vervangt generaal Mobutu de regering van Lumumba door een college van commissarissen en wordt Étienne Tshisékédi (de vader van de huidige president van Congo) benoemd tot commissaris van justitie. Lumumba wordt onder huisarrest geplaatst door het college. Zijn huis werd bewaakt door VN-vredeshandhavers en soldaten van generaal Mobutu stonden op wacht. Uiteindelijk, na een ontsnappingspoging, werd Lumumba gevangen genomen en naar de provincie Katanga gestuurd. Op 17 december 1960 werd hij, samen met zijn medestanders Maurice Mpolo en Joseph Okito, gemarteld en vermoord. De hele episode wordt beschreven in het boek van Ludo De Witte, L’assassinat de Lumumba, waarin de auteur de directe verantwoordelijkheid van de Belgische regering in deze moord aantoont[11].
In 2001 en 2002 onderzocht een Belgische parlementaire onderzoekscommissie de moord op Lumumba. Het jaar voordien was het boek van Ludo De Witte verschenen en had het tijdschrift Humo schokkende onthullingen gepubliceerd. Een officiële reactie van België kon niet langer worden uitgesteld. In het verslag van de deskundigen staat een document – een telex van de Belgische Minister van Afrikaanse Zaken (Harold d’Aspremont Lynden) – waarin de « definitieve eliminatie » van Lumumba wordt geëist. Verklaringen zoals die van de Belgische kolonel Vandewalle bewijzen dat deze telex het bevel gaf tot de fysieke eliminatie van Lumumba. Aan het einde van de commissie erkende de Belgische regering een morele verantwoordelijkheid voor de moord op Lumumba, wat echter geen duidelijke erkenning is van haar rol bij de moord op de Congolese Eerste Minister.
Wereldwijd eerbetoon en steun voor Lumumba
In zijn toespraak voor de Verenigde Naties in New York in 1964, zei Che Guevara, de leider van de Cubaanse revolutie:
« De beestachtigheid van het imperialisme? Het is een bestialiteit die geen grenzen kent, die geen nationale grenzen kent. Dat was de bestialiteit van de legers van Hitler… vergelijkbaar met de bestialiteit van de Verenigde Staten, zoals die van de Belgische parachutisten. En dat van het Franse imperialisme in Algerije. Want de essentie van het imperialisme is dat ze de mens veranderen in wilden, in bloeddorstig dieren, vastbesloten om het laatste restje van het imago van de revolutionair of de aanhanger van om het even welk regime dat hij onder zijn laarzen verplettert omdat hij zogezegd voor de vrijheid strijdt, af te slachten, te doden, te vermoorden en te vernietigen. Het standbeeld van Lumumba dat vandaag werd vernietigd, maar dat morgen weer opgebouwd zal worden, herinnert ons aan de tragische geschiedenis van deze martelaar van de wereldrevolutie en verzekert ons dat het imperialisme nooit te vertrouwen is. Op geen enkele manier. Geen jota! »[12]
Na de moord op Lumumba vonden talrijke demonstraties plaats tegen het optreden van België, de VS en de VN en dat in talrijke landen op de verschillende continenten: in Egypte, Indonesië, Denemarken, Zuid-Afrika, Iran, Griekenland, Canada, Cuba, Peru, Venezuela, de VS, het Verenigd Koninkrijk, in Parijs….. en in België.[13]
De onafhankelijkheidsstrijd van het Zuiden
Lumumba’s strijd en denken maken deel uit van een historische tendens van strijd tegen kolonialisme en imperialisme. In 1927 werd in Brussel de eerste wereldconferentie tegen imperialisme en koloniale onderdrukking georganiseerd. Na de Tweede Wereldoorlog werd deze tendens een krachtige beweging die de koloniale wereld op haar grondvesten deed daveren. In 1949 maakte China een einde aan de westerse overheersing; in 1952 wierp Nasser in Egypte de Egyptische monarchie omver en wilde hij een einde maken aan de Britse bezetting; in 1953 leed het Franse koloniale leger een beslissende nederlaag in Vietnam; in 1954 begon in Algerije de Algerijnse nationalistische opstand tegen de Franse koloniale bezetting.
Bandung in 1955, de eerste Aziatisch-Afrikaanse conferentie
Op 18 april 1955 werd in Indonesië de Bandung Conferentie geopend, de eerste conferentie tussen Azië en Afrika, waarbij vertegenwoordigers van 29 landen aanwezig waren, waaronder Kwame Nkrumah van Ghana (toen nog Goudkust geheten) en Gamal Abdel Nasser van Egypte.
De Conferentie van Bandung was een belangrijke gebeurtenis in de bewustwording van de volkeren van Afrika en Azië van de noodzaak om zich te organiseren, om hun stem te laten horen op het internationale toneel en elkaars strijd voor nationale onafhankelijkheid te ondersteunen. De belangrijkste bijdrage van de Conferentie van Bandung was de bevestiging van het recht van volkeren op bevrijding van koloniale overheersing en het recht op ontwikkeling.
« Wij staan voor een cruciale kwestie, het voortbestaan zelf van de mensheid… Wij hebben allen buitenlandse invloed ondergaan, het is niet verwonderlijk dat wij ons zo verwant voelen » (Abdel Nasser, leider van de Algerijnse onafhankelijkheidsstrijd, verklaring op de conferentie van Bandung).
De Tricontinentale in 1966, de conferentie van solidariteit met de volkeren van Azië, Afrika en Latijns-Amerika
Op 13 januari 1966 vond in de Cubaanse hoofdstad Havana de zogenaamde ‘Tricontinentale Conferentie van solidariteit met de volkeren van Azië, Afrika en Latijns-Amerika’ plaats. Op deze conferentie waren vertegenwoordigers aanwezig van alle bevrijdingsbewegingen en organisaties die strijden tegen het kolonialisme, het neokolonialisme en het imperialisme. Onder hen waren de Chileense president Salvador Allende en de Guineeër Amilcar Cabral. Het debat was gericht op de solidariteit met het Vietnamese volk en andere nationale bevrijdingsbewegingen in hun strijd. De ambitie was de strijd van de drie continenten te coördineren, en de conferentie riep een tricontinentale organisatie in het leven om dit te verwezenlijken.
Hoewel de Tricontinentale door de VS veroordeeld wordt als een« communistisch complot », is de Conferentie wel degelijk het resultaat van het naar mekaar toe bewegen en bundelen van meerdere strijdpunten (strijd voor onafhankelijkheid, strijd tegen neokolonialisme, strijd tegen buitenlandse inmenging, strijd voor gelijkheid in de VS, enz.)
Saïd Bouamama, socioloog, auteur en antiracistisch activist, legt de Tricontinentale uit als volgt:
« In tegenstelling tot wat veel commentatoren tegenwoordig moge beweren, werd de inzet grotendeels gewonnen (de Tricontinentale meegerekend). Degenen die zich tevreden stellen met « het voorspellen van het verleden », spreken gemakkelijk van« falen », waardoor de virulente en brutale reactie van de imperialistische machten in de jaren na de conferentie van de drie continenten wordt verdoezeld. Veel belangrijke acteurs van het Tricontinentale werden vermoord: Ben Barka nog vóór de conferentie in 1965, Che Guevara in 1967, Amilcar Cabral in 1973, Salvador Allende in hetzelfde jaar… De moorden waren gericht tegen een groot aantal als gevaarlijk beschouwde leiders: Osende Ofana in 1966, Martin Luther King in 1968, Naïm Khader in 1981, Thomas Sankara in 1987… Het tegenoffensief kwam ook tot uiting in het veelvoud van staatsgrepen tegen alle regeringen die weigerden zich te onderwerpen.
Integendeel, ik denk dat de kapitalistische mondialisering in haar huidige ultraliberale en oorlogszuchtige vorm de vraag naar het internationalisme voor de « verdoemden der aarde » opnieuw doet rijzen. Ik ben van mening dat dit internationalisme, dat nog steeds op zoek is naar een organisatievorm aangepast aan de 21e eeuw, aan het werk is in de sociale fora in de wereld en in de poging om een alternatief op te bouwen zoals we die kennen als de Bolivariaanse Alliantie voor de Amerika’s (ALBA) op het Amerikaanse continent. »
Wat willen we met Intal Congo ?
In 2001 erkende de parlementaire commissie voor de moord op Lumumba op dubbelzinnige wijze de verantwoordelijkheid van de Belgische staat voor deze moord door te spreken van een « morele verantwoordelijkheid ». Vandaag worden de notulen van de hoorzittingen van deze commissie nog steeds geheim gehouden, waardoor de precieze verantwoordelijkheden van Belgische staatsagenten en politici op het hoogste niveau bij deze moordaanslag niet publiekelijk en duidelijk aan het licht komen.
In 2011 begon de Lumumba-familie haar strijd door in België een klacht in te dienen tegen 12 personen die destijds deel uitmaakten van de Belgische administratie. De duur van de gerechtelijke procedure, meer dan 10 jaar, is volstrekt onredelijk en toont aan dat de Belgische staat alles in het werk stelt om dit proces te verhinderen. De klacht is gebaseerd op de elementen van de Lumumba-commissie, die de bevoegdheden had van een onderzoeksrechter. De Lumumba-commissie heeft echter de zaak niet doorgezet ondanks de bevindingen dat België verantwoordelijk was. Onder de personen die in het vizier kwamen en voorwerp van onderzoek uitmaakten, en die nog in leven zijn, vinden we Etienne Davignon, destijds verbonden aan het kabinet van Buitenlandse Zaken. Vandaag is E. Davignon een rijk zakenman, lid van de raad van bestuur van grote ondernemingen, die openlijk de kolonisatie verdedigt.
Samen met Intal Congo lanceerden we in 2021 Decolonize Bozar, een campagne om kunst en cultuur te dekoloniseren en Étienne Davignon uit zijn functie als voorzitter van de raad van bestuur van BOZAR te zetten. Als gevolg van onze campagne en de eisen van de werknemers van Bozar heeft Étienne Davignon zich niet kandidaat gesteld voor een nieuwe termijn in de raad van bestuur, hoewel hij deze functie al meer dan 20 jaar bekleedt. Dit is een grote overwinning!
Op 30 juni 2020 stuurde Juliana Lumumba namens de Lumumba-familie een brief aan koning Filip met het verzoek om de relieken van haar vader terug te geven. De brief luidt:
« Als Patrice Emery Lumumba in ons land, in Katanga, dood werd verklaard, zijn zijn stoffelijke resten in stukken verspreid, niemand weet waar… En dat terwijl er, helaas, in België laag-bij-de-grondse verklaringen worden afgelegd over het bezit van sommige van zijn stoffelijke resten als trofeeën. Wij, de Lumumba kinderen, wij, de Lumumba familie, eisen de rechtvaardige terugkeer van de relikwieën van Patrice Emery Lumumba naar het land van zijn voorouders, zodat wij ons eerbetoon van rouw als zijn kinderen kunnen betuigen. »
Meer dan 60 jaar na zijn dood, zonder dit verzoek van de familie Lumumba, hield België in alle stilte de overblijfselen van Lumumba bewaard, als een gemeenschappelijk object, een tand die bewaard werd als een jachttrofee door een Belgische commissaris die ermee pronkte en rondbazuinde dat hij deelnam aan het versnijden en oplossen van het lichaam in zuur. Deze brief dwong de Belgische staat om uit zijn stilzwijgen te komen en aan het grote publiek de aanwezigheid van de Lumumba-tand in België te onthullen.
Met Intal Congo lanceerden we op 21 juni 2021, de datum waarop de teruggave van Lumumba’s stoffelijk overschot was gepland, samen met andere organisaties een petitie waarin we eisten dat deze gebeurtenis de publieke, media- en historische dimensie zou krijgen die bij deze wereldheld past.
Ondertussen rijzen er een aantal vragen. De belangrijkste daarvan houdt volgens ons verband met het herdenkings- en de-koloniale werk in België. In de conclusies van de onderzoekscommissie van 2001 erkenden de Belgische autoriteiten slechts een« morele verantwoordelijkheid » voor de moord op de Congolese en pan-Afrikaanse leider. Er zijn echter heel wat elementen die de these aangaande de rol en de actieve betrokkenheid van Belgische militairen, diplomaten en politiemensen, handelend met goedkeuring vanuit Brussel, ondersteunen.
Lumumba is geen controversiële figuur, zoals premier Alexander De Croo in 2021 zei. Lumumba is niet alleen een Congolese held, Patrice Lumumba is een martelaar van de wereldrevolutie, zoals commandant Che Guevara zei.
Wij eisen:
° dat de Belgische Staat eindelijk de verantwoordelijkheid van de toenmalige Belgische regering erkent voor de moord op Lumumba ;
° dat de notulen van de parlementaire onderzoekscommissie naar de moord op Lumumba en zijn medestanders ter beschikking worden gesteld van de rechtbanken.
Bronnen:
[1] Rapport des experts de la commission sur le passé colonial belge, octobre 2022, p.55 ;
[2] Rapport des experts de la commission sur le passé colonial belge, octobre 2022, p.236 ;
[3] Histoire générale du Congo, de l’héritage ancien à la République démocratique, Isidore Ndaywel è Nziem, p.537 ;
[4] https://www.levif.be/actualite/magazine/cinq-discours-qui-ont-marque/article-normal-908679.html?cookie_check=1642189900
[5] Op cit, Isidore Ndaywel è Nziem, p. 535 ;
[6] L’ascension de Mobutu, Jules Chomé, 1974, p.24 ;
[7] Op cit, Isidore Ndaywel è Nziem , p.551 ;
[8] La pensée politique de Lumumba, p. 298 ;
[9] L’assassinat de Lumumba, Ludo De Witte, p. 35 ;
[10] Soldat de la Paix, Von Horn, 1966, p.194 et 228 ;
[11] Une histoire populaire du Congo, Tony Busselen, p. 90 ;
[12] https://www. cubanismo.be/nl/artikels/legendarische-hulde-aan-patrice-lumumba-door-twee-iconen-malcom-x-en-che-guevara
[13] Histoire générale du Congo, De l’héritage ancien à la République Démocrtique, Isidore Ndaywel è Nziem, p. 589.
vertaling door Maarten Smeets.