Campagnedossier #DECOLONIZE BOZAR

Dekoloniseren van kunst en cultuur: het verwijderen van Etienne Davignon uit zijn functie als voorzitter van de Raad van Bestuur van BOZAR. Deze campagne is een initiatief van intal.

1. Waarom deze campagne?

Wij willen een cultuur die dekoloniaal is. Een instelling als de Bozar moet ruimte bieden voor collectieve expressie die open staat voor het vroegere en huidige koloniale verleden. Er moeten andere verhalen worden verteld zodat de dominante cultuur in vraag kan worden gesteld. Deze verhalen dagen onze waarden uit en helpen ons het heden te dekoloniseren. Dit is het objectief dat onze nationale culturele instelling voor ogen moet houden.

Als we de Bozar onder de loep nemen en dieper bekijken hoe het gesteld is op het gebied van het koloniale verleden en het heden, stellen we vast dat op dit ogenblik de voorzitter van de raad van bestuur van de beroemde culturele instelling Bozar een zekere Etienne Davignon is. Een befaamde culturele instelling als de Bozar kan niet geleid te worden door iemand die de kolonisatie verdedigt, een systeem van criminele uitbuiting dat de dood van miljoenen mensen heeft veroorzaakt.

In 2015 verbiedt Etienne Davignon het beeld van Patrice Lumumba op het Afropolitain Festival van de Bozar. Het is geen onbelangrijk gegeven dat de figuur van de eerste minister-president van de Onafhankelijke Congolese Staat wordt gecensureerd. Het voorzitterschap van Etienne Davignon houdt in dat er een eurocentrische en koloniale culturele oriëntatie wordt opgelegd.

Het verwijderen van Etienne Davignon uit zijn functie als voorzitter van de Bozar maakt deel uit van het proces van dekolonisatie van de kunst en cultuur. Volgens de minister van Buitenlandse Zaken, Sophie Wilmès, is E. Davignon inmiddels 88 jaar oud en zal hij niet streven naar herverkiezing [1]. De einddatum van zijn mandaat is echter niet duidelijk, aangezien het huidige mandaat al op 1 januari 2020 zou aflopen [2]. Zelfs als Etienne Davignon zich niet herverkiesbaar stelt, moet de minister zich verontschuldigen voor de benoeming van Davignon aan het hoofd van de Bozar. Bovendien moet zijn ambtstermijn nu aflopen zonder te wachten op het einde van dat mandaat.

Culturele instellingen moeten het mogelijk maken om de voorwaarden te creëren en te scheppen voor de creativiteit van de kunstenaar, voor de ontwikkeling van de volkse cultuur, om zo de kunstenaar in staat te stellen het verhaal van het volk te vertellen en niet dat van de dominantie. Een cultuur van solidariteit en menselijkheid stelt kunstenaars in staat hun kunst te gebruiken om onze kennis en ons begrip van de wereld en dus ook die van de kolonisatie te verdiepen. Het zijn de kunstenaars die de rijkdom van de culturele instellingen creëren en niet die mensen die nauwe banden hebben met het zakenleven.

2. Wie is Etienne Davignon?

Een zuiver product van de Belgische elite

Etienne Davignon komt uit een rijtje notabelen. Zijn grootvader Julien Davignon was een nauwe bondgenoot van Leopold II en was minister van Buitenlandse Zaken. Zijn vader Jacques Davignon was ambassadeur in Boedapest, Warschau en Berlijn in de jaren dertig van de vorige eeuw en een van de vertrouwenspersonen van Leopold III tijdens de Tweede Wereldoorlog. Zijn moeder Jacqueline de Liedekerke was hofdame van koningin Elizabeth. De familie Davignon controleerde verschillende bedrijven en had met bepaalde industriële dynastieën huwelijksverbanden gesloten.

Davignon in oorlog met Congolese nationalisten die vechten voor de onafhankelijkheid

In 1960 werd hij door zijn minister van toezicht Pierre Wigny (PSC-CVP) gezonden naar de Conferentie van de Ronde Tafel om deel te nemen aan de Conferentie over de Onafhankelijkheid van Congo. Daar ontmoette hij de leden van de Congolese delegaties (zoals Patrice Lumumba, Joseph Kasavubu en Justin Bomboko) en hun Belgische adviseurs. Hij behoorde toen tot de verantwoordelijken die belast werden met de voorbereiding van de internationale soevereiniteit van Congo. Tijdens de onafhankelijkheidsfeesten op 30 juni 1960 was hij aanwezig in Leopoldville. Op 4 juli brak er een opstand uit in de Congolese ‘Force publique’ toen die genoeg hadden van de provocaties veroorzaakt door een korps van blanke officieren en door de methodes van de Belgische opperbevelhebber generaal Janssens. De regering van Gaston Eyskens wil het door deze opstand ontstane klimaat uitbuiten om het Belgisch leger naar Congo te sturen. Op die manier wil de regering Eyskens de onafhankelijkheid van Congo van zijn oorspronkelijke essentie ontdoen zodat er in de praktijk een lege onafhankelijkheid van gemaakt wordt. Premier Patrice Lumumba verzet zich tegen deze poging en verbreekt de diplomatieke betrekkingen met Brussel. Ondanks deze verbreking blijft Davignon in Leopoldville. Op vraag van Kasavubu beweert hij [3].

Zoals Ludo De Witte stelt, “werd Davignon vanaf het moment van de onafhankelijkheid naar Congo gestuurd, met name om de oppositie tegen Lumumba te organiseren. In de entourage van president Kasavubu en de Congolese minister van Buitenlandse Zaken, Justin Bomboko, overtuigde Davignon hen om een staatsgreep te plegen en de regering van Lumumba omver te werpen” [4]. Justin Bomboko is daarin een centrale figuur. Hij is een van de eerste academici in Congo, maar ook de eerste die de nationalistische leider Lumumba verraadt. In september 1960 stelt Davignon Joseph Désiré Mobutu, toenmalig stafchef van het Congolese Nationale Leger (ANC), voor aan Lawrence Devlin, leider van de CIA in Leopoldville [5]. Na deze contacten is de CIA begonnen met het ter beschikking stellen van geld aan de Congolese militaire hiërarchie met het doel hen tegen Lumumba op te zetten. Van Davignon naar Devlin, via Bomboko, ontplooit er zich een keten van medeplichtigheid. Het zal een van de bases vormen van het enorme netwerk dat de burggraaf gedurende zijn hele carrière zal hebben.

Over Lumumba’s politieke verdrijving, een door Davignon medeondertekend telegram

Op 5 september 1960 kondigde het staatshoofd Kasavubu aan dat hij Lumumba uit zijn functie als premier zou verwijderen. In een interview verklaarde Davignon dat deze beslissing alleen door Kasavubu werd genomen [6]. In zijn Memoires echter verklaarde de Belgische Eerste Minister Gaston Eyskens zelf dat hij op 18 augustus een ontmoeting heeft gehad met Jef Van Bilsen, juridisch adviseur van de Congolese leider. “Ik maakte hem duidelijk dat Kasavubu Lumumba moest ontslaan,” schreef hij [7]. In een telegram van 3 september blijkt ook dat het personeel van minister Wigny contact had opgenomen met een andere Kasavubu- adviseur, Georges Denis. Het doel van deze contacten is de “omverwerping van de Lumumba-regering”. Het betreffende telegram is medeondertekend door een zekere … Etienne Davignon [8].

Vermijd een verbond van de Congolese leiders, zo luidt de wil van Davignon

Na het opheffen van de regering-Lumumba zijn de problemen nog lang niet opgelost voor de Belgische elite. Lumumba heeft nog steeds aanhangers, vooral in het ANC (Armée Nationale Congolaise). En op 13 september verleenden de verzamelde kamers de volledige macht aan zijn regering, waarmee ze de staatsgreep van Kasavubu verwierpen. Op de 14e heeft die laatste het parlement ontslagen.

‘s Avonds pleegde Mobutu zijn eerste staatsgreep. Op 16 september was Etienne Davignon in Brazzaville. Hij stuurt van daar een telegram naar minister Wigny waarin hij verklaart dat Lumumba nog niet uit de weg is. Hij voegt eraan toe dat het belangrijkste probleem is Lumumba aan de kant te zetten en een verbond te krijgen van Congolese leiders tegen hem [9]. Het moet gezegd dat kolonel Marlière, de technische adviseur van Mobutu, al op 11 en 12 september de voorbereidingen heeft getroffen voor de operatie Barracuda, die tot doel had Lumumba op een of andere manier uit te roeien. In een telegram verklaart Brussel dat de minister van Afrikaanse Zaken, Harold d’Aspremont-Lynden, zal beslissen om deze operatie al dan niet te lanceren en verzekert bovendien dat de moord in de doofpot zal worden gestopt als de operatie Barracuda effectief wordt uitgevoerd. Op 6 oktober eist d’Aspremont-Lynden de definitieve uitschakeling van Lumumba. Vier dagen later werd de Congolese leider de facto onder huisarrest geplaatst bij hem thuis. Als gevolg daarvan wordt Operatie Barracuda geannuleerd. Op 27 november kan Lumumba echter Leopoldville ontvluchten om zich bij zijn aanhangers in Stanleyville te voegen. Op 2 december wordt hij opgepakt door ANC-soldaten en opgesloten in het kamp Thysville. Voor Brussel en Washington lijkt het dan dat hun doel bereikt is.

De moord op Lumumba

Maar het begin van 1961 staat synoniem voor het verschijnen van nieuwe wolken aan de horizon. Inderdaad, Lumumba’s aanhangers die eerder hun toevlucht hadden gezocht in Stanleyville en geleid werden door Antoine Gizenga, lanceerden opnieuw een offensief en bevrijdden Bukavu op 25 december 1960. De poging van Mobutu’s ANC om Bukavu terug te heroveren mondde uit in een fiasco op 1 januari. Op 7 januari hebben de troepen van Gizenga dan Manono (in Noord-Katanga) doen vallen. Op 4 januari stuurt Brussel een telegram om erop aan te dringen dat de bevrijding van Lumumba “rampzalige gevolgen” zou hebben.

Maar op 12 januari breekt een opstand uit in het kamp Thysville, waar Lumumba nog steeds opgesloten zit. Op 15 januari liet Aspremont-Lynden op het ministerie van Afrikaanse Zaken een telegram opstellen waarin de overplaatsing van Lumumba naar Elisabethville wordt bevolen. Het telegram wordt verzonden op de 16e [10]. Dit is in tegenspraak met Davignon’s bewering dat alleen Congolese leiders Lumumba naar Katanga hebben laten sturen [11]. Op 17 januari wordt de Congolese leider per vliegtuig overgebracht met twee van zijn medestanders, Maurice Mpolo en Joseph Okito. De dag van 17 januari werd een echte lijdensweg voor de drie mannen, die tijdens en na hun aankomst wreed werden mishandeld. Een martelgang die pas zal eindigen met hun executie, waaraan politieagenten en Belgische officieren hebben deelgenomen. Ludo De Witte noemt verschillende getuigen, waaronder een zekere commandant Noël Dedeken, die “erkent van de opperbevelhebber van het Belgische leger, Baron de Cumont, orders te hebben ontvangen om Lumumba te ontvoeren, ongetwijfeld met de bedoeling hem vervolgens te elimineren” [12].

In 2011 dient de familie Lumumba een klacht in bij de Belgische rechtbanken. In een 30 pagina’s tellend rapport gaat het Federaal Openbaar Ministerie akkoord en beschouwt het de fysieke uitschakeling van de Congolese pro-onafhankelijkheidsstrijder, na marteling en onmenselijke en vernederende behandeling, als een onbegrijpelijke oorlogsmisdaad. Tien Belgische persoonlijkheden zijn het doelwit. Onder hen, Etienne Davignon. Hij is ingehaald door een verleden dat ietwat gênant is geworden. Maar de klacht sleept al meer dan negen jaar aan. Acht van de hoofdrolspelers zijn dood en de burggraaf van Verviers werd in 2017 door de koning tot ridder geslagen.

Davignon’s opgang van het kabinet buitenlandse zaken naar het bedrijfsleven

In november 1963 werd het laatste revolutionaire momentum onder leiding van Pierre Mulele vanuit Brussel stukgebroken door Operatie Ommegang. Voor Davignon is dat nog een bijkomend element op zijn CV dat hem in staat stelt aan te blijven onder de volgende minister, Pierre Harmel.

Van 1974 tot 1977 werd Etienne Davignon de eerste voorzitter van de Internationale Organisatie voor Atoomenergie. Vervolgens heeft hij gesolliciteerd naar een post bij de Europese Commissie, die van External Relations. Maar hij erfde Industrie en Onderzoek. Daar zal hij toezicht houden op de herstructurering van de staalindustrie. In 1985 ging hij in het bedrijfsleven. Hij was respectievelijk voorzitter van de ERT (Europese Ronde Tafel, een van de machtigste werkgeversorganisaties op het oude continent), de Generale Maatschappij van België en Union Minière. Daarnaast zal hij ook ondervoorzitter zijn van Accor, Arbed, Tractebel en Fortis België en bestuurder of lid van de raad van commissarissen van Anglo-American Mining, Gilead, ICL, Pechiney, Foamex, Fiat, Suez, BASF, Solvay, Sofina, Recticel, CMB (Compagnie Maritime Belge) en Kissinger Associates[13]. Kortom, zowel Europese als Amerikaanse bedrijven. Het moet gezegd dat het een van de belichamingen is van de band tussen de politiek en het bedrijfsleven, maar ook tussen Europese en Noord-Amerikaanse bedrijven. In het begin van de jaren 2000 was hij voorzitter van de Bilderberg Groep, een van de belangrijkste cenakels waar deze vestigingen samenkomen. Net zoals hij passeerde langs een andere van deze cenakels: de Trilaterale Commissie [14].

Davignon, een ondubbelzinnige verdediger van het kolonialisme [15]

Davignon beweert dat Leopold II een einde heeft gemaakt aan de slavernij in Congo (“een van zijn verdiensten” zegt hij). Dit impliceert echter een stilzwijgen over het beleid inzake dwangarbeid. Hij voegt eraan toe dat België de Congo in 1908 pas achteraf heeft overgenomen. Hij ziet dan wel over het hoofd dat de drie groepen die aan het hoofd staan van de exploitatie van de Congolese rijkdommen (Union Minière du Haut Katanga, Forminière en Compagnie des Chemins de Fer du Bas-Congo au Katanga) in 1906 werden opgericht, op hetzelfde moment dat Leopold II de overdracht van Congo aankondigde, wat aantoont dat sommige Belgische kringen niet zo achterlijk en ongerust waren. Hij verwijst ook naar de epidemieën die het land tijdens de herstelperiode hebben getroffen, maar vermeldt daarbij niet dat ze grotendeels zijn veroorzaakt door het uiteenvallen van talrijke lokale samenlevingen als gevolg van dwangarbeid. Het gaat ook voorbij aan het tweeledige karakter van de koloniale economie, met enerzijds een dominante industriële sector die gericht is op de winning en export van grondstoffen, maar anderzijds ook een verarmde en achtergebleven landbouwsector die beperkt is door de opvordering van arbeidskrachten en voedsel door de koloniale macht. Deze duale koloniale politiek ligt aan de basis van veel van de huidige problemen in Congo.

Bovendien zegt Davignon slechts één ding te betreuren: de manier waarop er over de onafhankelijkheid is onderhandeld (“in haast”). Hij zegt niet dat de strategie van de koloniale kringen erin bestond om snel het gras onder de voeten van echte nationalisten als Lumumba te maaien. Er wordt evenmin melding gemaakt van het feit dat de Belgen de eisen voor nationale onafhankelijkheid hebben willen kanaliseren naar etnicistische en regionalistische formaties.

Tenslotte spreekt hij over de koloniale onderneming als een “onafgewerkte zaak”. Hij verheerlijkt het feit dat Congo in 1960 een hoger alfabetiseringsniveau had dan Griekenland. Maar daarbij verdoezelt hij het feit dat het kolonialisme veel Congolezen eenzijdig heeft opgevoed door hen in de richting van technische vakken te sturen, met het oog op de beschikbaarheid van technisch geschoolde krachten die goedkope handenarbeid verrichten om zo de grondstoffen te kunnen ontginnen en de rijkdom te produceren als die grondstoffen geëxporteerd worden. Tot slot is het “verdriet” dat Davignon laat zien als hij spreekt over Congo zoals het nu is, niets meer dan krokodillentranen. Ten eerste doordat België en het Westen de weg naar de macht voor Mobutu hebben geplaveid en hem tot het begin van de jaren negentig hebben gesteund. En ten tweede omdat de evolutie naar de onderontwikkeling in de landen van het Zuiden voor de westerse mogendheden een onmisbare voorwaarde was – en nog steeds is – voor het behoud van hun dominantie, met name door de toegang tot grondstoffen.

3. Kolonisatie, een criminele onderneming ten voordele van Belgische en buitenlandse bedrijven

De kolonisatie was een verovering door geweld voor de grondstoffen van Congo

De Belgische kolonisatie van Congo ging gepaard met een verovering van het grondgebied met militaire middelen 16 met als doel toegang te krijgen tot grondstoffen en het veroveren van nieuwe markten. Momenteel bestaan er nog steeds mythes over de Belgische kolonisatie van Congo, zoals “een beschavingsmissie”, “een onvoltooid werk”, of “Leopold II, de bouwkoning”. Als we echter teruggaan naar de oorsprong van de kolonisatie, dan blijkt dat de Europese landen zich toen in een industriële bloeiperiode bevonden aan het eind van de 19e eeuw, en toen behoefte hadden aan grondstoffen. Koloniën hebben dus hun oorsprong in het belang van de Europese landen in de grondstoffen van de gekoloniseerde landen en niet in een zogenaamde ‘wil om te beschaven’, ook al geloofden sommigen daar destijds in. Zo hebben de Europese mogendheden in 1885 op de Conferentie van Berlijn Afrika verdeeld onder elkaar. De Duitsers kregen een deel van Afrika evenals de Britten en de Fransen en Leopold II kreeg Congo.

Leopold II gesteund door de Belgische Staat

Ten tijde van Leopold II was de Belgische staat al betrokken in Congo. Leopold II, die de toestemming van de Kamers nodig had om als vorst van Congo te kunnen opereren, kreeg deze toestemming unaniem van zowel Kamer als Senaat. Soldaten van het Belgische leger werden zo onder meer ingezet om te waken over de arbeidsintensieve rubberproductie. Als de behaalde productie onvoldoende werd bevonden, werden de handen van de Congolese arbeiders afgesneden. De Belgische staat heeft ook de onafhankelijke staat Congo financieel ondersteund door het verstrekken van leningen, aangevuld met investeringen of leningen van particuliere bedrijven. 17 Het doel was heel België te betrekken bij de koloniale veroveringen.

Dekolonisatie is een gemeenschappelijke strijd van de Belgische en de Congolese bevolking

De kolonisatie was gericht op de exploitatie van grondstoffen met het oog op maximale winst voor de Belgische en buitenlandse bedrijven. Het was de wil van Leopold II en de opeenvolgende Belgische regeringen van die tijd dat een systeem in Congo is opgezet en in stand gehouden dat de Congolese bevolking onderdrukte en uitbuitte ten voordele van die bedrijven. In België gaf Leopold II ook het bevel te schieten op Belgische werknemers en de toenmalige regering stond bedrijven in België toe de overgrote meerderheid van de werknemers uit te buiten. De Congolese economie werd in de jaren vijftig van vorige eeuw gecontroleerd door enkele grote Belgische financiële groepen. Union Minière verkreeg zo de basis van haar rijkdom tijdens de kolonisatie met de kopermijnen van Katanga. Zelfs na de onafhankelijkheid konden ze hun greep op deze mijnen behouden. Vandaag heet dit bedrijf Umicore, dat hier in België kinderen ziek maakt in de volksbuurt van Moretusburg, naast de Umicore- fabriek in Hoboken (Antwerpen). De strijd voor de dekolonisatie is dus geen strijd tégen de Belgische bevolking, integendeel, het is een gemeenschappelijke strijd mét de meerderheid van de Belgen, die, ook al is het op een ander niveau, te lijden hebben onder de beslissingen die de politici nemen in het belang van diezelfde grote bedrijven, zoals dat destijds het geval was tijdens de kolonisatie.

Kolonisatie bouwde het stereotype denken dat tot op vandaag nog leidt tot racisme

De deskundigengroep van de Verenigde Naties voor Afro-afstammelingen was in haar rapport over haar bezoek in 2019 van mening dat “de huidige grondoorzaken van de mensenrechtenschendingen gelegen zijn in de niet-erkenning van de werkelijke omvang van het geweld en het onrecht van de kolonisatie”. Er zijn duidelijke aanwijzingen dat rassendiscriminatie is ingebed in de instellingen van ons land. Als gevolg daarvan worden mensen van Afrikaanse afkomst geconfronteerd met rassendiscriminatie, vreemdelingenhaat en afrofobie die de systemische uitsluiting in het onderwijs en op de arbeidsmarkt in stand houden”.[18]

Racisme is niet beperkt tot louter een morele kwestie; het is een systemische kwestie, zoals historicus Amzat Boukari uitlegt: “Racisme veronderstelt een reeks van ongelijkheden of tekortkomingen die opgebouwd zijn om een relatie van overheersing over anderen te rechtvaardigen. Onder dominantie wordt verstaan de toe-eigening van de ander (slavernij) en de exploitatie van de hulpbronnen van het eigen grondgebied (kolonisatie). Bijgevolg zijn de geschiedenis van de slavernij en het kolonialisme onlosmakelijk verbonden met de opbouw van het racisme. Het racisme is opgebouwd om kolonisatie en neokolonialisme te rechtvaardigen. Neo-kolonialisme betekent dat de theoretisch onafhankelijke staat, die de schijn van soevereiniteit heeft, van buitenaf politiek en economisch wordt bestuurd. Dit neo-kolonialisme gebouwd op nieuwe mechanismen van afhankelijkheid die geen militaire bezetting van landen vereisen.

4. Dekolonisatie, een wereldwijde beweging met vele overwinningen

In de afgelopen jaren hebben dekolonisatiebewegingen in heel wat landen overwinningen behaald, zoals in 2015 in Zuid-Afrika, toen het standbeeld van de kolonialist Cecil Rhodos viel na de “Rhodes must fall” [19] campagne, en in 2020 in de Verenigde Staten waar standbeelden van Christoffel Columbus werden verwijderd door de burgemeester van de stad Chicago, enz.

Dekolonisatiebewegingen zijn gegroeid over de hele wereld. Het belang van dekolonisatie is toegenomen en de laatste maanden ook in België met de oprichting van de Speciale Commissie voor het Belgische koloniale verleden in Congo, Rwanda, Burundi 20 net na de grote demonstratie “Black Lives Matters” die meer dan 10.000 mensen in Brussel bijeenbracht naar aanleiding van de moord op Georges Floyd, een zwarte Amerikaanse burger die door politieagenten in de Verenigde Staten werd gedood vanwege zijn huidskleur. Dekolonisatie is dus een veel breder proces dan de officiële onafhankelijkheid van de gekoloniseerde landen. De kolonialistische, racistische ideologie is helaas niet verdwenen ten tijde van de onafhankelijkheid. Deze ideologie is structureel, permanent, georganiseerd en diep geworteld, ook in België. Het wordt op verschillende manieren weerspiegeld: in beelden en namen van straten en steden, in musea, in de monopolisering van culturele eigendommen en menselijke resten veroverd tijdens de kolonisatie, in het onderwijs, in het racisme tegen mensen van Afrikaanse origine [21], met name door middel van raciale profilering door de politie, discriminatie op het gebied van werkgelegenheid, huisvesting, de media en cultuur en kunst. We kunnen het systemisch racisme in België niet begrijpen of bestrijden zonder het dekoloniseren van onze verbeeldingskracht en cultuur, die grotendeels het product zijn van het racistische regime dat het Belgische koloniale regime was. Het heeft de samenleving 80 jaar lang doordrenkt met zijn koloniale propaganda en zijn racistische ideeën – ook op het vlak van cultuur.

5. De verschillende aspecten van de dekolonisatie

De dekolonisatie van onze collectieve verbeelding omvat dus verschillende aspecten.

  • De dekolonisatie van de openbare ruimte [22]:
    Heeft tot doel een einde te maken aan de verheerlijking van koloniale beelden, straatnamen en figuren en bijgevolg een einde te maken aan de koloniale propagandamachine die de exploitatie en plundering van Congo moest legitimeren door deze misdaden voor te stellen als onderdeel van een “beschavingsmissie”. De verheerlijking van de koloniale onderneming heeft het racisme in België structureel vormgegeven.
    Vandaag de dag zijn in België de straten en pleinen vernoemd naar Patrice Lumumba. Dit is een stap in de ontwikkeling naar een andere visie op de koloniale en neokoloniale geschiedenis. Place Lumumba is een eerbetoon aan de strijd van de Congolese leider, een anti-imperialistische strijd, tegen het kapitalistisch systeem waarin het kolonialisme onderdeel van zijn geschiedenis was.
  • De dekolonisatie van het onderwijs:
    bestaat uit het veranderen van de schoolprogramma’s, uit het creëren van lessen die de kolonisatie verklaren, niet langer als een beschavingsopdracht, met positieve en negatieve aspecten, maar voorgesteld zoals het werkelijk was: moorden, wrede gewelddaden, verkrachtingen, deportaties, uitbuiting, plundering, ….
  • De dekolonisatie van culturele goederen geplunderd tijdens de koloniale periode en de teruggave ervan:
    In België komt de kwestie van de teruggave van culturele goederen momenteel voort uit de aanwezigheid van Congolese schedels in de collecties van het Belgisch Nationaal Instituut voor Natuurwetenschappen en het Afrikamuseum.
    Onlangs, op 15 oktober 2020, heeft de Université libre de Bruxelles (ULB) zich eindelijk geëngageerd voor de teruggave van menselijke resten uit de koloniale periode aan de Universiteit van Lubumbashi in Congo. De Congolese lichamen en lichaamsdelen werden met fysiek geweld gestolen tijdens de koloniale veroveringsoorlog. Wetenschappers van de ULB hebben destijds niet geaarzeld om analyses en vergelijkingen uit te voeren in het kader van een rassenonderzoek. Het doel van dit rassenonderzoek was de slachtingen en de uitbuiting van het Belgische koloniale systeem in Congo te rechtvaardigen en zo de publieke opinie aan te sporen dit systeem in stand te houden.
    Deze instellingen moeten in het reine komen met hun koloniale verleden door het geweld te erkennen dat werd gebruikt om de stoffelijke resten in hun bezit te krijgen en ze moeten het racistische doel van hun studies erkennen.
  • Zonder de anti-imperialistische strijd zal de dekolonisatie niet volledig zijn
    Kolonisatie en kapitalisme zijn onafscheidelijk met mekaar verbonden. Kolonisatie was een stap in de evolutie van het kapitalistische systeem, dat op een bepaald moment in zijn geschiedenis grondstoffen elders moest zoeken en toegang moest krijgen tot nieuwe markten. Na de kolonisatie nam het neokolonialisme zijn plaats in en is het nog steeds aanwezig. Vanaf de jaren tachtig hebben internationale instellingen zoals het IMF en de Wereldbank hun voorwaarden opgelegd voor de leningen aan de landen van het Zuiden. Die houden een hele reeks economische hervormingen in, die hoofdzakelijk bestaan ​​uit het liberaliseren van de economieën van deze landen ten behoeve van westerse multinationals. Strijden voor dekolonisatie is ook een anti-imperialistische strijd, een strijd voor een andere wereld, een wereld zonder uitbuiting, voor gelijkheid en ontwikkeling voor iedereen en niet ten behoeve van een minderheid ten koste van de meerderheid.

Met deze campagne willen we een bijdrage leveren om de kunst en de cultuur te dekoloniseren. De dekolonisatie van de cultuur en de kunsten houdt in dat kunstenaars hun kunst mogen gebruiken om onze kennis en ons begrip van de kolonisatie en dus van de wereld, van onszelf, te verdiepen met het oog op een meer verenigde, meer humane samenleving. Om dit te doen moeten de grote culturele instellingen niet worden geleid door individuen, zoals Etienne Davignon in Bozar, maar door het creëren en opzetten van de voorwaarden voor de creativiteit van de kunstenaar, voor de bevordering van de populaire cultuur en de straatkunst, en voor de kunstenaar om het verhaal van de mensen te vertellen en niet van de dominante.

Etienne Davignon moet daarom nu uit zijn functie als voorzitter van de raad van bestuur van Bozar worden ontheven. De einddatum van zijn benoeming aan het hoofd van de Bozar is bovendien niet duidelijk 23). Alsnog moeten er, indien hij zoals aangekondigd door de minister van Buitenlandse Zaken Sophie Wilmès geen toekomstig mandaat meer nastreeft, Davignon is ondertussen 88 jaar, verontschuldigingen worden aangeboden door de minister voor de voorstel tot benoeming van Davignon aan het hoofd van de Bozar.

>> Teken hier de petitie voor het onmiddellijk ontslag van Etienne Davignon.

Bronnen:

1. https://www.lecho.be/culture/general/etienne-davignon-n-est-pas-candidat-a-sa-succession-a-la-presidence-debozar/10269182.html
2. Koninklijk besluit van 19/12/2001 houdende benoeming van de leden van de raad van bestuur van het Paleis voor Schone Kunsten (etaamb.be)
3. Volgens een interview in Le Soir in 1996: https://www.lesoir.be/art/docteur-stevie-et-mister-etienne-les-bonnes-relations_t-19960105-Z0AHN4.html.
4. Interview verleend aan Solidair, 12 januari 2011.
5. L. DE WITTE, De Hemelvaart van Mobutu…, p. 34.
6. Interview beschikbaar op https://www.youtube.com/watch?v=QRnEx4hao34.
7. Geciteerd in L. DE WITTE, L’assassinat de Lumumba, blz. 59.
8. Ibidem
9. Geciteerd in L. DE WITTE, L’assassinat… p. 69.
10 Zie L. DE WITTE, L’assassinat…, pp. 215-220.
11. Zie interview: https://www.youtube.com/watch?v=QRnEx4hao34
12. Interview verleend aan Solidair, 12 januari 2011.
13. Zie G. GEUENS, Tous pouvoirs confondus, p. 27.
14. Ibid, pp. 30-37. Commissie mede opgericht in de jaren zeventig door Zbigniew Brzezinski en David Rockefeller.
15. Zoals toen hij op de Koninklijke Academie van België verscheen. Zie de video’s https://youtu.be/J2i1LHGxap8 en https://youtu.be/L_lgJei-Zn0
16. Hoe de kolonisatie van Congo de grote Belgische bazen verrijkt heeft – PVDA, op https://www.pvda.be/hoe_de_kolonisatie_van_congo_de_grote_belgische_patroons_verrijkte.
17. https://www.kaowarsom.be/documents/bbom/Tome_I/Beernaert.Auguste.pdf
18. https://ap.ohchr.org/documents/dpage_e.aspx?si=A/HRC/42/59/Add.1
19. https://www.jeuneafrique.com/289993/societe/289993/
20. https://www.lachambre.be/kvvcr/showpage.cfm?language=fr&section=/pri/congo&story=commission.xml
21. Burgers met Afrikaanse roots: een portret van Belgo-Congolese, Belgo-Rwandese en Belgo-Burundese burgers | DIAL.pr – BOREAL (uclouvain.be), op de link https://dial.uclouvain.be/pr/boreal/object/boreal:189843.
22. https://www.intal.be/decolonisation-de-lespace-public/
23. Betreffende functie zou al op 1 januari 2020 ten einde lopen, zie hierboven, pagina 1.

Vertaling van het originele Franse dossier door Maarten Smeets.

Scroll to top